Een paar weken geleden verkocht de Koninklijke Philips NV zijn laatste plukje aandelen Signify, voorheen bekend als Philips Lighting en in vele opzichten erfopvolger van die goeie ouwe gloeilampenfabriek waarmee het allemaal begon. Een klein bericht ergens in het FD markeerde aldus het definitieve einde van Philips als conglomeraat.
Een roemruchte geschiedenis, kunnen we wel zeggen, waarin het bedrijf het in de jaren ‘70 en ’80 tot heuse wereldheerschappij schopte, en passant Eindhoven kortstondig tot hét wereldcentrum van technologische vooruitgang transformerend, maar tegelijkertijd haar aandeelhouders keer op keer tot waanzin wist te drijven door een veel te hoge kostenstructuur en bijgevolg de ene na de andere winstwaarschuwing.
De ontmanteling van Philips voelt als de dood van een ouwe rocker: niet onverwacht, maar potdomme wat heeft-ie geleefd. Gelééfd.
Een tikje weemoedig nog grasduinende ik wat door mijn boekenkast – je moet immers wát op een regenachtige zondag en voor een glas wijn was het nog wat vroeg – en stuitte op Philips vs Philips, een boekje van de hand van Hans Beekhuis, midden jaren ’80 werkzaam als bedrijfsjurist van de elektronicagigant. Op het eerste oog vrij droge juridische kost, maar voor de goede verstaander niets minder dan een bloedstollende thriller over een episode die op een haar na tot een scheuring van het concern leidde. Ik verklaar me nader.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog had Philips haar Amerikaanse activiteiten in een trust ondergebracht. Dat deden meer bedrijven destijds om te bewerkstelligen dat, in het geval van een Duitse bezetting van Nederland, in elk geval sommige delen van het concern konden doordraaien zonder bemoeienis door de bezetter. Wat Philips echter naliet, was om deze situatie na de oorlog terug te draaien. Resultaat was een situatie waarin decennialang de Amerikaanse tak van Philips – destijds goed voor ongeveer 30% van de omzet – niet onder het centrale gezag van het Eindhovense hoofdkantoor viel.
Dat ging lang goed maar, u voelt hem al aankomen, op een gegeven moment niet meer. De leiding van Philips Noord-Amerika, niets menselijks was de manager toen al vreemd, meende het allemaal beter te weten en trok zich allengs minder aan van de instructies vanuit Nederland. Dat ging vrij ver: men weigerde bijvoorbeeld om de (mede daardoor op spectaculaire wijze geflopte) V2000 videorecorders van Philips in de Verenigde Staten te verkopen, maar sloot in plaats daarvan een distributieovereenkomst met de fabrikant van het concurrerende systeem VHS. Hoogverraad van de eerste orde natuurlijk, maar buiten veel geroep van ach en wee kon men er vanuit Eindhoven helemaal niets aan doen.
Gevolg: een machtsstrijd zonder weerga die – zoals zo vaak in dit soort gevallen – uiteindelijk pas na jaren door een stom toeval in het voordeel van Eindhoven werd beslecht. Ik kan u dit rustig uit de doeken doen, want het boek is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar. Dit geheel ten onrechte overigens, maar goed, gelijk het lot van het conglomeraat is dat van de schrijver: voorbestemd voor de vergetelheid.
Tussen de regels door biedt Beekhuis een mooi inkijkje in het Philips van de jaren ’80: een heerlijke rijstebrij van ongekende innovatiekracht en glorieuze mislukkingen, een anarchistische kakafonie waarin iedereen lekker deed waar hij zin in had. Waarin, zoals een moderne manager het zou uitdrukken, nog ruimte was voor decentraal georganiseerd ondernemerschap. Een bord spaghetti, aldus een smalende topman Cor Boonstra bij zijn aantreden in 1996.
Boonstra hield meer van asperges.
Enfin, het verhaal is u bekend: het concern Philips is door opeenvolgende bestuursvoorzitters stukje bij beetje ontmanteld totdat nu nog maar één enkele asperge over is. Economisch gezien de juiste beslissing, uiteraard, en bovendien de enige manier voor Philips om zijn eigen lot te blijven bepalen. Had Frans van Houten de boel niet gesplitst, een groepje investeerders had het vóór hem gedaan. Geen twijfel mogelijk. Bovendien: van weemoed kun je niet vreten, dat weet ik ook wel, laat staan een voorspelbaar dividend betalen, maar toch.
Gelukkig zat inmiddels de vijf in de klok.
Bron: Financieel Dagblad